WIND |
een complete windtabel vind je hier
De wind is vanzelfsprekend een belangrijk element bij het kitesurfen. Maar wat is nu juist wind?
Wind is gewoon bewegende lucht die ontstaat door horizontale
luchtdrukverschillen. De atmosferische circulatie
of algemene circulatie is in de meteorologie de verplaatsing op grote schaal van
lucht in de atmosfeer. Atmosferische circulatie is samen met oceanische
circulatie (zeestroom - zie ook
stroming) de manier waarop warmte door convectie wordt verspreid over het
aardoppervlak. Lucht verplaatst zich van
een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
De dominante windrichting over het aardoppervlak en de straalstromen hoger in de atmosfeer worden beschreven door drie zogenaamde circulatiecellen:
De circulatiecellen geven aan wat de dominante windrichting (noord/zuid) is op een bepaalde breedtegraad en bepalen ook in welke zones meestal hoge- of lagedrukgebieden liggen. Hoewel dit een eenvoudig patroon lijkt, is de werkelijkheid ingewikkelder. Terwijl de Hadley- en polaire cellen gesloten (thermische) systemen zijn, zijn Ferrelcellen (waar wij ons onder bevinden) minder duidelijke atmosferische fenomenen. Dit blijkt uit het feit dat de dominante westenwinden vaak onderbroken worden door andere windrichtingen. De luchtcirculatie in de Ferrelcellen is ingewikkelder en onregelmatiger dan in de andere cellen. Het weer varieert op gematigde breedtegraden daardoor meer dan in de tropen of poolgebieden.
Windkracht en windrichting worden beïnvloed door de draaiing van de aarde en eventueel de wrijving met het aardoppervlak. Lucht verplaatst zich van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Op het noordelijk halfrond draait de wind rond een hogedrukgebied in wijzerzin, rond een lagedrukgebied in tegenwijzerzin: Het coriolis effect door de rotatie van de aarde.
Of de wind meestal uit het zuiden of noorden komt wordt bepaald door de ligging van de circulatiecellen. Daarnaast kan de windrichting een afwijking meekrijgen in oostelijke of westelijke richting, dankzij het Corioliseffect. Deze afwijking is op het noordelijk halfrond naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links. Gevolg is dat bijvoorbeeld de passaat in de Hadleycel ten noorden van de evenaar wordt omgebogen in westelijke richting. Verder naar het noorden, ongeveer tussen de 30e en 60e graad noorderbreedte, staat in de Ferrelcel een dominante zuidenwind, die door het Corioliseffect naar het oosten wordt afgebogen. In West-Europa komt de wind daarom meestal uit het zuidwesten.
De windrichting en de windkracht kunnen veranderen. Verder worden nog een aantal fenomenen besproken zoals de zeebries, het baai effect, het venturi-effect
De windrichting wordt vaak
uitgedrukt in windstreken en of graden. De begrippen
Noord, Zuid, Oost en West hangen samen met de draaiing van de aarde en de
ligging van de noord- en de zuidpool. De belangrijkste toepassing van deze
"windstreken" is vanouds om aan te duiden uit welke richting de wind
waait. Daarom heet het onderdeel van het kompas waarop de richting wordt
afgelezen een "windroos". Als de windrichting verandert noemen we dat
ruimen
(met de klok mee) of krimpen (tegen
de klok in).
Er zijn 4 hoofdwindstreken; Noord (0°) - Oost (90°) - Zuid (180°) - West (270°). Deze worden vaak nog ingedeeld in 4 tussenwindstreken: Noordoost (NO 45°) - Zuidoost (ZO 135°) - Zuidwest (ZW 225°) - Noordwest (NW 315°) en kunnen verder nog worden ingedeeld in 8 tussentussenwindstreken. NNO (22,5°), ONO (67,5°), OZO (112,5°), ZZO (157,5°), ZZW (202,5°), WZW (247,5°), WNW (292,5°), NNW (337,5°). Dit impliceert 16 windstreken. Als je een cirkel (360°) verdeelt in 16 kom je dus op 22,5° per windrichting, dwz, 11,25° links en rechts van de windrichting. Een voorbeeld: het noordnoordoosten (NNO) gaat dus van 11,25° tot 33,75°. Sommigen gaan nog verder met een indeling in 32, maar dat wordt in de praktijk niet meer gebruikt en zou ons te ver leiden.
De windrichting kan ook uitgedrukt worden ten opzichte van het strand of het land. We spreken hier over de begrippen onshore, offshore, sideshore, side-onshore en side-offshore.
Onshore: De wind komt recht uit zee.
Offshore: De wind komt recht van over land.
Sideshore: De wind komt evenwijdig met de kustlijn.
Side-onshore: De wind komt schuin uit zee.
Side-offshore: De wind komt schuin van over land.
Kitesurfen kan in principe bij elke richting (mits rescue), doch in België is het VERBODEN bij OFFSHORE en SIDE-OFFSHORE wind. Bij ons kan je dus kitesurfen vanaf sideshore, over side-onshore tot onshore en zo weer verder side-onshore tot sideshore uit tegenovergestelde richting. Bij een rechte kustlijn heb je dus 180° bereik.
Wind van over land (sideoffshore en offshore) is vaak turbulent en vlagerig, zeker als er obstakels staan zoals appartementsblokken of duinen. De vuistregel is dat de wind verstoord is over een lengte van 20 tot 40 maal de hoogte van het obstakel. Bij duinen van 10 meter hoog moet u ongeveer 200-400 meter verder staan. Dit is aan onze kust enkel mogelijk bij laag water. Het oplaten en landen van de kite zal hier dus het grootste probleem vormen. Hoewel, er is geen probleem, want het is VERBODEN! In het buitenland en met een rescue kan het vaak wel. Voordeel kan hier zijn dat je een supervlakke spot hebt. Nadeel blijft de onstabiele wind indien er op land obstakels zijn.
Onshore wind is ook niet ideaal voor beginners. Ten eerste is het moeilijk om als beginner "aan de wind" te varen (zie verder). Doordat de wind recht op het strand komt, wordt je, mede door de golven, terug op het strand gespoeld. De ideale richtingen zijn dus SIDESHORE en vooral SIDE-ONSHORE.
Als we het over de wind hebben, gecombineerd met een vaartuig (onder zeil), moeten we het ook hebben over de vaarrichtingen ten opzichte van de wind.
In de wind - de voorkant van het board wijst naar de wind
Aan de wind - onder een kleine hoek tegen de wind in, over bakboord* of stuurboord*.
Halve wind - het board is in een hoek van 90° t.o.v. de wind
Ruime wind - Wind die iets achterlijker dan dwars inkomt.
Voor de wind - zeil is voor je, board met de achterkant naar de wind
* kijkend in de vaarrichting van je plank is stuuRboord Rechts en bakboord links.
Als kitesurfer vaar je meestal ongeveer op halve wind. Meer naar de wind toe gaan noemt OPLOEVEN. Meer met de wind meegaan noemt AFVALLEN. Oploeven en afvallen kan bij elke vaarrichting. Vaar je aan de wind en ga je oploeven, dan kom je in de wind en val je stil. Ga je van aan de wind afvallen, dan passeer je eerst de halve wind positie. Val je verder af, ga je varen op ruime wind.
Met een gewoon kiteboard kan je een beetje aan de wind varen, maar niet zo scherp als met b.v. een zeilboot. Met een hydrofoil (zie thema hydrofoil) kan je veel hoger aan de wind varen (en bij veel minder wind varen).
Onze Belgische kustlijn loop vanaf de Franse grens ongeveer van ZW tot NO. Vanaf Wenduine-Blankenberge maakt de kustlijn een knik richting Knokke en loopt de kustlijn iets meer WZW tot ONO. Een belangrijk "obstakel" is de haven van Zeebrugge. Bij westelijke winden is het beter langs de kant van Blankenberge. Bij noordoostelijke winden is het best langs de kant van Knokke-Heist.
Zo kan je dus per kitespot gaan bepalen wat de mogelijke en ideale windrichtingen zijn om veilig te kitesurfen. Hiernaast zie je de windroos geprojecteerd op mijn homespot in De Haan. Je kan hier dus kitesurfen van ongeveer 235° (net nog ZW genoemd; 237° is al WZW) over het noordwesten tot ongeveer 55° (noordoosten). Waarbij WNW, NW en NNW niet ideaal zijn voor beginners vanwege onshore. De ideale windrichtingen in de Haan zijn dus WEST en NOORD (beiden side-onshore)
Windrichting in de praktijk: Het eerste wat je doet als je op een kitespot aankomt is de windrichting EN de spot controleren. Vaak komt het voor dat de effectieve windrichting niet 100% dezelfde is als de voorspelde windrichting. Dit heeft niet alleen te maken met “slechte” voorspellingen, maar kan ook te maken hebben met lokale, plaatselijke fenomenen (zie verder). Verder wordt bij de voorspellingen vaak enkel gebruik gemaakt van de hoofd- en tussenrichtingen. (bvb ZW). Enkele graden meer uit het westen (WZW) of naar het zuiden (ZZW) kan het verschil maken tussen side-offshore en sideshore, of anders gezegd: tussen varen en niet varen….
Nog enkele tips:
Kijk of je spot groot genoeg is. Zorg voor voldoende ruimte DOWNWIND (let op obstakels: gebouwen, golfbrekers, pieren, maw alles waar je kan tegen knallen…. Observeer: kijk naar vlaggen, windvanen, torenkranen.... Voelen: los zand uit je hand laten glijden. Bij harde wind (vanaf 5 Bft) zie je dit fijn zand vanzelf over het strand waaien. Voelen: stel je met je rug naar de wind. Draai nu je hoofd naar links. Je voelt wind op je linkeroor. Draai je je hoofd naar rechts dan voel je wind op je rechteroor. Zoek nu de positie waarbij je zowel links als rechts de wind gelijk voelt passeren en kijk of dit minstens sideshore is (en niet een klein beetje side-offshore). Uiteraard heb je eerst nagekeken of je op je locatie wel mag kitesurfen. In Nederland bijvoorbeeld is kitesurfen in principe overal verboden, behalve waar er ontheffingen zijn en het dus is toegelaten. In België moet je je houden aan de insteekzones van de surfclubs.
Niet alleen de windrichting is van belang; ook de windkracht of windsterkte is uitermate belangrijk. De bekendste schaal om de windkracht weer te geven is deze van Beaufort (Bft). De Engelse Admiraal Sir Francis Beaufort (1774-1857) ontwierp deze windschaal in 1805 aan boord van de Woolwich om zodoende zeelui in staat te stellen d.m.v. visuele waarneming de kracht van de wind te kunnen laten schatten. De schaal beschrijft het gedrag van een zeilschip, zeilend aan de wind (zie verder). De waarden 0 t/m 4 vertellen iets over de vaart die het schip maakt door het water. Alle zeilen zijn dan bijgezet. Bij de waarden 5 t/m 9 wordt telkens weer zeil weggenomen en van 10 t/m 12 hebben we het over overleven.
Later toen de windmeter of anemometer was bedacht, kon in principe de schaal zoals wij die nu kennen worden opgesteld. De windsnelheid kan uitgedrukt worden in knopen (zeemijl per uur), mph (mijl per uur), m/s (meter per seconde), km/u (kilometer per uur). In de watersport wordt vooral knopen gebruikt. 1 knoop is 1 zeemijl (1,852 km) per uur. 10 knopen is dus 18,52 km/u.
De gemiddelde windsnelheid
gedurende 10 minuten wordt dan in de beaufortschaal uitgedrukt.
Bij vlagerige wind spreekt men
van windstoten. Van windstoten wordt
gesproken als de wind in 3 seconden tijd anderhalve keer de gemiddelde
windsnelheid overschrijdt.
Men spreekt van windstoten bij snelheden van 14 tot 21 m/s, zware windstoten
gaan van 21 tot en met 29 m/s, zeer zware windstoten zijn minstens 29 m/s.
De windsterkte heeft veel effect
op de gevoelstemperatuur die iemand ervaart. Dit verschijnsel noemt men windchill.
Een bepaalde temperatuur zal door toedoen van de wind veel kouder aanvoelen. Het
gevaar voor onderkoeling en bevriezing is hier niet te onderschatten.
Op de website is een uitgebreide windtabel te vinden. Hier vind je ook visuele kenmerken, zowel over land als op zee, waaraan je de windsterkte kan herkennen.
|
Guerilla 18 bij een zeebriesje |
De zeebries is een fenomeen dat vooral tijdens de zomermaanden opduikt. ’s Ochtends is er geen wolkje aan de lucht, helaas is er ook geen wind. Tegen de middag kunnen wat goed weer cumuluswolken te zien zijn. Als het land warm genoeg is, stijgt deze lucht en wordt hij vervangen door koelere lucht van op zee: de zeebries. Dit verschijnsel is enkel aan de kustlijn te vinden. Verder op zee en landinwaarts is het meestal windstil. In de late namiddag kan de wind nog wat aanwakkeren alvorens terug af te nemen en helemaal weg te vallen. ’s Nachts is dan een omgekeerd scenario mogelijk.
Als er grote objecten langs een baai zijn, zoals gebouwen, cliffen of bergen, dan kan de wind van richting veranderen. Vaak volgt de wind de richting van de baai. Verder kan deze wind toenemen omdat hij op die plaats door een trechter moet en dus sneller gaat. (zie Venturi effect)
Het venturi effect is voelbaar aanwezig als er grote obstakels zijn zoals duinen, gebouwen,…. Je kent dit fenomeen vast en zeker: Als de wind van over zee komt en je komt van tussen 2 duinen, voel je vaak harde wind, terwijl op het strand er veel minder wind is. Doordat deze wind plots door een vernauwing moet, gaat deze sneller tot hij er voorbij is.