ZEE & KUST |
DE ZEE
Een zee is een grote hoeveelheid water, die in verbinding staat met een andere zee of met een oceaan ("zee" tussen continenten). We bespreken hier de zeebodem, zeestroom, getijdenstroom en het zeeleven en vnl. gericht op onze Noordzee.
De noordzee
De Noordzee is een randzee van de Atlantische Oceaan in het noordwesten van Europa, met een gemiddelde diepte van 94 meter. Ten zuiden van de Doggersbank bedraagt de diepte op de meeste plaatsen minder dan 50 meter.
De zee wordt aan drie zijden door land begrensd en opent zich trechtervormig naar de Noordoostelijke Atlantische Oceaan. Binnen een afstand van 150 kilometer van de kusten leven 80 miljoen mensen. De Noordzee is een belangrijke schakel in scheepsroutes en dient als verbinding tussen Europa en de andere wereldmarkten. Daarnaast zijn er nog vele veerverbindingen tussen de landen rond de Noordzee. De zuidelijke Noordzee is, samen met het aangrenzende Kanaal, de drukst bevaren scheepvaartregio ter wereld. In de zeebodem bevinden zich grote aardolie- en aardgasreserves, die sinds de jaren 70 van de 20e eeuw grootschalig geëxploiteerd worden. Commerciële visserij heeft het visbestand van de zee in de laatste decennia verminderd. Milieuproblemen zijn ontstaan door de zeevaart en doordat de vervuilde rivieren van Europa er in uitmonden.
Het zoutgehalte van het zeewater is afhankelijk van de plaats en het jaargetijde en ligt tussen 15-25 promille in de buurt van de riviermondingen, tot 32-35 promille in de Noordelijke Noordzee. De temperatuur ligt gemiddeld tussen 1 °C ‘s winters en 18 °C ‘s zomers. De temperatuur varieert daarbij sterk, afhankelijk van de waterdiepte en de stroming vanuit de Atlantische Oceaan. In de diepere noordelijke Noordzee, in een gebied zuidelijk en oostelijk van de Shetlandeilanden, ligt de watertemperatuur door het binnenstromende Atlantische water het hele jaar door bijna constant rond 10 °C. Aan de zeer ondiepe Waddenzeekust komen de grootste temperatuurschommelingen voor en kan in zeer koude winters ook ijsvorming optreden. Het zoute water stroomt de Noordzee binnen vanuit de Atlantische Oceaan, door Het Kanaal en langs de Schotse kusten.
Langs de Deense en Noorse kusten stroomt het water via de Noorse stroom terug de Atlantische Oceaan in. Deze beweegt zich vooral op een waterdiepte van 50-100 meter. Het brakke water van de Oostzee en het uit de fjorden voortkomende zoete water zorgen hier voor een relatief laag zoutgehalte (minder dan 34,8 promille). Een deel van het warmere binnenkomende oceaanwater buigt langs de Stroom weer noordwaarts af en zorgt voor een warme kern met in de winter een temperatuur van 2-5 °C.
In ongeveer één tot twee jaar is het water in de zee geheel vervangen door vers water.
Getijstroom in de
noordzee.
Meer info over getijden vind je hier
Hieronder zie je de animatie van de getijdenstroming in het kanaal en de noordzee.
Zeebodemmorfologie
De diepte van de Belgische Noordzee varieert tussen 0 en 46 m. Maar de afdaling verloopt niet gestaag, onderwater bevinden zich een 30-tal zandbanken met daartussen diepe geulen. Het hoogteverschil tussen de top van de zandbank en de bodem van de geul bedraagt soms wel 30 meter. Sommige zandbanken liggen op slechts enkele meters onder water.
zeeleven
Je hoeft niet zozeer schrik te hebben om Jaws of het Monster van Loch Ness tegen te komen, maar helemaal ongevaarlijk is de Noordzee nu ook weer niet. Misschien geen Jaws, maar toch wel het vernoemen waard is de Pieterman, een vis.
DE KUST
De kust is de plaats waar land en zee elkaar ontmoeten. Deze confrontatie maakt dat de kustzone geen stabiel en onveranderlijk gebied is. Het is eerder een brede strook die er na een tijd anders kan uitzien of van plaats kan veranderen. Hoe onze kust is opgebouwd hangt af van de werking van de zee en de weerselementen (getijden, kusterosie, windwerking, stormvloeden, verzanding, ...). Bovendien spelen rivieren, de geologie, de beschikbaarheid van sediment, klimaatsveranderingen, de zeespiegel- en landniveauveranderingen een belangrijke rol in het kustvormingsproces. Sommige processen lopen over een periode van 100 tot 1000’en jaren terwijl andere in enkele uren het hele strand en duinfront volledig veranderen. Naast de natuurlijke oorzaken bepaalt de mens het uitzicht van de kuststreek. Onze kustlijn van vandaag lijkt niet meer op hoe die er van nature uitzag. In de strijd tegen de zee werden in de loop van de geschiedenis belangrijke waterbeheersingswerken zoals dijken, inpolderingen en strandophogingen uitgevoerd. Gezien het menselijk ingrijpen al lang aan de gang is, is het vaak moeilijk om de natuurlijke en menselijke factoren nog van elkaar te scheiden. Maar al deze factoren samen hebben onze kust haar huidige gestalte gegeven.
Landwaarts is de kust van nature begrensd door duinen en/of de polders. De duinengordel is echter grotendeels verstoord door afgraving en bebouwing, ook zijn de duinen dikwijls afgescheiden van het strand door een zeedijk. De grootste duingebieden zijn nog terug te vinden aan de westkust (De Panne - Nieuwpoort – Koksijde met de Hoge Blekker (ca 33 m) als hoogste duin). Andere duinen bevinden zich aan de oostkust (Knokke) en middenkust (Bredene – De Haan).
Wat de stranden betreft, onze zandstranden zijn opgebouwd uit een verzameling van reliëfelementen met elk hun eigen kenmerken en dynamiek. De reliëfvormen op het strand ontstaan meestal door verschillende complexe processen van erosie, transport en sedimentatie (afzetting van zand en slib). De grote structuren op het nat strand zijn de hoogwaterlijn (lijn waar de zee bij hoog tij aanspoelsels heeft afgezet), strandberm (ophoging met een zachte landwaartse en een steilere zeewaartse helling), zwinnen (ondiepe geulen parallel aan de laagwaterlijn die bij hoogwater vol lopen en bij laagwater leeg), strandruggen (een steile helling landwaarts en zachte helling zeewaarts), muien (kronkelende insnijding in strandrug waar zeewater met het getij op en afvloeit), muidelta’s (waaiervormige afzetting aan de voet van een mui), de laagwaterberm (ophoging die pas zichtbaar is bij eb) en de laagwaterlijn (grens van het laagwater bij eb). Op het nat strand werken vooral het getij, de stromingen en de golfslag in. Op het droog strand (zone vanaf de hoogwaterlijn bij springtij) herkennen we de duinvoet en het steilere duinfront. Hier heeft de wind vrij spel met het fijne zand. (meer over stuivende duinen in de Panne) De golven reiken enkel tot in de duinen bij stormweer. De hoog- en laagwaterlijn op het strand zeggen ons iets over de waterstand. Die wordt vooral door het getij bepaald. Zie ook getij.
Het hoofdbestanddeel van ons strandzand is het kleurloze mineraal kwarts. Het harde kwarts lost moeilijk op waardoor deze korrels zelfs na verwering zichtbaar blijven. Zand dat voor bijna 100% uit kwarts bestaat, oogt zilverkleurig. Andere mineralen in zeezand zijn glauconiet (donkergroene stipjes) en granaat (rode stipjes). Het zand bevat ook (fossiel) schelpmateriaal en stukjes gesteente (veldsteen en kalkzandsteen). Schelpengruis zorgt dat het zand rijk is aan kalk (calciumcarbonaat).
Om onze kust te beschermen tegen erosie liggen er op veel plaatsen "strandhoofden".
Dit wordt vaak verkeerd genoemd als "golfbreker". Een strandhoofd is een
dwars op de kust staande stenen constructie, meestal gebouwd om het
ontzanden van de stranden tegen te gaan. Deze constructies breken de
golven niet. Een strandhoofd kan kusterosie tegen gaan door de
brandingsstroom te blokkeren of te verminderen. Strandhoofden werken dus
alleen als de golven het strand onder een hoek benaderen. In sommige
gevallen, zoals langs de Vlaamse kust worden hoofden ook gebruikt om de
getijstroom van de kust af te houden om te voorkomen dat deze stroom
diepe geulen vlak voor het strand laat ontstaan (en daardoor dus ook
erosie).
Golfbrekers worden
meestal gebouwd bij de ingang van havens om aldaar een beschut vaarwater
te creëren voor schepen die de haven in en uit lopen en om rustig water
in de haven zelf te creëren. Voor het varen is het vooral de branding
waar schepen last van hebben. Een kenmerkende eigenschap van golfbrekers
is dan ook dat zij dwars op de kust staan en zich door de brandingszone
heen strekken, dus tot in het gebied waar de golven nog niet uit
zichzelf breken. De werking van een golfbreker is in principe eenvoudig:
de golven die vanuit zee komen worden op de buitenkant van de golfbreker
gebroken of gereflecteerd. Tussen de golfbrekers ontstaat daardoor een
relatief rustig vaarwater. Meestal wordt een golfbreker dus gebouwd om
een haven(mond) te beschermen tegen voor schepen hinderlijke golven.
Soms wordt er tussen de golfbrekers zelfs een complete haven gebouwd,
zoals in Zeebrugge.